Bescherming in- en uitschakelen

Kaspersky Anti-Virus wordt standaard gestart wanneer het besturingssysteem laadt en beschermt uw computer totdat de computer wordt uitgeschakeld. Alle beschermingscomponenten zijn actief.

U kunt de bescherming aangeboden door Kaspersky Anti-Virus volledig of deels uitschakelen.

Kaspersky Lab raadt u aan de bescherming niet uit te schakelen, aangezien dat zou kunnen leiden tot infectie van uw computer en daaruit voortvloeiend gegevensverlies. Indien het echt noodzakelijk is, adviseren we dat u de bescherming gedurende de vereiste periode pauzeert.

Als de bescherming wordt uitgeschakeld, worden alle onderdelen inactief.

Dit wordt als volgt aangegeven:

In dit geval wordt over bescherming gesproken in de context van de beschermingscomponenten. Het uitschakelen of pauzeren van deze onderdelen heeft geen invloed op de prestaties van virusscantaken en Kaspersky Anti-Virus-updates.

U kunt de bescherming volledig in- of uitschakelen in het venster met programma-instellingen. U kunt afzonderlijke programmacomponenten in- of uitschakelen in het instellingenvenster of in het hoofdvenster van het programma.

Bescherming volledig in- of uitschakelen:

  1. Open het venster met de programma-instellingen.
  2. Links in het venster selecteert u in het onderdeel Beschermingscentrum de subsectie Algemene instellingen.
  3. Vink het vakje  Bescherming inschakelen uit als u de bescherming moet uitschakelen. Vink dit vakje aan als u de bescherming moet inschakelen.

Een beschermingscomponent in- of uitschakelen in het instellingenvenster:

  1. Open het venster met de programma-instellingen.
  2. Links in het venster selecteert u in het onderdeel Beschermingscentrum de component die moet worden in of uitgeschakeld.
  3. Vink het vakje  <componentnaam> inschakelen aan rechts in het venster als u deze component moet uitschakelen. Vink dit vakje aan als u de component moet inschakelen.

Een beschermingscomponent in- of uitschakelen in het hoofdvenster van het programma:

  1. Open het hoofdvenster van het programma en selecteer het onderdeel Beschermingscentrum.
  2. Rechts in het venster klikt u met de linkermuisknop op het onderdeel dat de component bevat die moet worden in- of uitgeschakeld.
  3. Open het keuzemenu voor de acties door op de knop met de naam van de component te klikken. Selecteer <Componentnaam> inschakelen als u deze component moet inschakelen of selecteer <Componentnaam> uitschakelen als u de component moet uitschakelen.

    Bij het inschakelen van een component wordt het pictogram links ervan groen weergegeven; bij de uitschakeling wordt het grijs weergegeven.

Bescherming in- en uitschakelen